Geschiedenis
De vlinderspin is een nieuwe in de spinnenfamilie, in 2011 werd hij tijdens een 1000-soortendag gevonden in Ruinerwold, Drenthe. Een unieke vondst zo bleek want deze spin komt nergens anders op de wereld voor. Arachnologen over de hele wereld kwamen op excursie naar de vindplaats. Maandenlang bestudeerden deze spinnendeskundigen de spin zodat ze meer over de gewoontes van deze spin te weten kwamen.
Habitat
In het unieke perenlandschap van Ruinerwold kun je de vlinderspin vinden. Met circa 1000 perenbomen over ongeveer 7 km lengte heeft Ruinerwold de langste perenlaan van Europa. Dit unieke landschap creeërt de perfecte leefomgeving voor de vlinderspin. Hoewel je zou denken dat deze spin vooral afkomt op de perenbomen is niks minder waar. De perenbomen biedt de perfecte habitat voor diverse soorten insecten die na een stop op de perenboom uit rusten op de prachtige hortensia's die overal langs de larijweg te vinden zijn. En daar zit het voordeel voor vlinderspin, want met zijn helder blauwe vleugels valt hij nauwelijks op op de blauwe hortensia's.
Uiterlijke Kenmerken
Lichaamskleur:
Het lijf van de vlinderspin is bruin tot zwart maar wat de spin zo bijzonder maakt zijn de helderblauwe vleugels. De arachnologen die er onderzoek naar hebben gedaan denken dat de vleugels ze een camouflage biedt als ze op de hortensia verblijven.
Vleugels:
Het unieke aan deze spin zijn overduidelijk de vleugels, ze zijn echter vrij klein in verhouding tot het lichaam. Deze vleugels hebben dan ook geen vliegfunctie maar het heeft een camouflerende functie.
Zomer en winter vlinderspin:
Om in de winter te kunnen overleven heeft deze spin nog een uniek kenmerk. Hij verliest in het najaar zijn vleugels. Zoals elke spin heeft ook de vlinderspin een exoskelet van chitine die niet meegroeit. Als aan het eind van de zomer de spin te groot wordt zal hij gaan vervellen en bij deze vervelling verliest hij zijn vleugels. Als de spin in het voorjaar weer toe is aan een nieuwe vervelling dan zullen daarbij weer vleugels ontstaan. Het mechanisme dat ervoor zorgt dat er wel of geen vleugels groeien is nog onbekend bij onderzoekers. Gedacht wordt aan de lengte van de dagen die hormonaal iets verandert in het spinnenlijf. De winter vlinderspin lijkt nog het meeste op een gewone bruine huisspin.
Geslachtskenmerken:
Veel spinnen kennen een sterk seksueel dismorfisme, wat betekent dat het mannetje en het vrouwtje er anders uitzien. Het mannetje van de vlinderspin is kleiner dan het vrouwtje en heeft geen vleugels. Het mannetje heeft dikkere uiteinden van de palpen.
Het lijf van de vlinderspin is bruin tot zwart maar wat de spin zo bijzonder maakt zijn de helderblauwe vleugels. De arachnologen die er onderzoek naar hebben gedaan denken dat de vleugels ze een camouflage biedt als ze op de hortensia verblijven.
Vleugels:
Het unieke aan deze spin zijn overduidelijk de vleugels, ze zijn echter vrij klein in verhouding tot het lichaam. Deze vleugels hebben dan ook geen vliegfunctie maar het heeft een camouflerende functie.
Zomer en winter vlinderspin:
Om in de winter te kunnen overleven heeft deze spin nog een uniek kenmerk. Hij verliest in het najaar zijn vleugels. Zoals elke spin heeft ook de vlinderspin een exoskelet van chitine die niet meegroeit. Als aan het eind van de zomer de spin te groot wordt zal hij gaan vervellen en bij deze vervelling verliest hij zijn vleugels. Als de spin in het voorjaar weer toe is aan een nieuwe vervelling dan zullen daarbij weer vleugels ontstaan. Het mechanisme dat ervoor zorgt dat er wel of geen vleugels groeien is nog onbekend bij onderzoekers. Gedacht wordt aan de lengte van de dagen die hormonaal iets verandert in het spinnenlijf. De winter vlinderspin lijkt nog het meeste op een gewone bruine huisspin.
Geslachtskenmerken:
Veel spinnen kennen een sterk seksueel dismorfisme, wat betekent dat het mannetje en het vrouwtje er anders uitzien. Het mannetje van de vlinderspin is kleiner dan het vrouwtje en heeft geen vleugels. Het mannetje heeft dikkere uiteinden van de palpen.
Voortplanting
De voortplanting van de vlinderspin gaat zoals het bij de meeste spinnen gaat. Het mannetje zoekt een vrouwtje en legt hierbij flinke afstanden af. Als een mannetje het vrouwtje benadert zal het proberen haar jachtinstinct uit te schakelen door haar een "presentje" in de vorm van een prooi aan te bieden. Als het vrouwtje de prooi opeet bevrucht het mannetje haar eieren en kan zo veilig wegkomen.
Eieren:
Het vrouwtje zet de eieren in een nest uit, omgeven door een cocon. Ze zet een hondertal eitjes in 3-6 nesten uit. De eieren zijn zacht en kwetsbaar, bleek van kleur en meestal ovaal van vorm. Spinneneitjes hebben een relatief grote dooier waardoor de embryo's zich geheel in het ei ontwikkelen. Als de eieren uitkomen lijken de spiderlings al enigzins op volwassen dieren.
Spiderling:
De kleine spinnetjes worden geboren zonder vleugels, deze ontwikkelen ze pas na ongeveer 5 vervellingen. Als de spiderlingen uitkomen verspreiden ze zich door bij een klein briesje zich aan een draadje spinrag mee te laten voeren op de wind. De jonge spinnen kunnen pas spinsels produceren na de eerste vervelling. Ze eten na iedere vervelling hun huid op zodat deze gerecycled wordt.
Eieren:
Het vrouwtje zet de eieren in een nest uit, omgeven door een cocon. Ze zet een hondertal eitjes in 3-6 nesten uit. De eieren zijn zacht en kwetsbaar, bleek van kleur en meestal ovaal van vorm. Spinneneitjes hebben een relatief grote dooier waardoor de embryo's zich geheel in het ei ontwikkelen. Als de eieren uitkomen lijken de spiderlings al enigzins op volwassen dieren.
Spiderling:
De kleine spinnetjes worden geboren zonder vleugels, deze ontwikkelen ze pas na ongeveer 5 vervellingen. Als de spiderlingen uitkomen verspreiden ze zich door bij een klein briesje zich aan een draadje spinrag mee te laten voeren op de wind. De jonge spinnen kunnen pas spinsels produceren na de eerste vervelling. Ze eten na iedere vervelling hun huid op zodat deze gerecycled wordt.
Voeding
Spijsvertering:
De vlinderspin verteert zijn prooi, net als alle andere spinnen, uitwendig. Ze pakken hun prooi vast met hun kaken en spuiten gif via de gifkaken in een prooi. Het gif verlamt de prooi en heeft daarnaast een sterk verterend vermogen. Hierdoor wordt de prooi van binnenuit verteerd waarna de spin het vloeibare goedje opzuigt.
Vangen van de prooi:
Vlinderspinnen weven geen web maar schieten hun spinsel af op hun prooi. Ze spuiten van korte afstand met snelle, zijdelingse bewegingen van hun cheliferen een dubbele, zigzaggende straal lijm over hun prooi, zodat deze zich niet meer kan bewegen
Prooidieren:
De vlinderspin lijkt zich vooral te voeden met diverse soorten zweefvliegen.
De vlinderspin verteert zijn prooi, net als alle andere spinnen, uitwendig. Ze pakken hun prooi vast met hun kaken en spuiten gif via de gifkaken in een prooi. Het gif verlamt de prooi en heeft daarnaast een sterk verterend vermogen. Hierdoor wordt de prooi van binnenuit verteerd waarna de spin het vloeibare goedje opzuigt.
Vangen van de prooi:
Vlinderspinnen weven geen web maar schieten hun spinsel af op hun prooi. Ze spuiten van korte afstand met snelle, zijdelingse bewegingen van hun cheliferen een dubbele, zigzaggende straal lijm over hun prooi, zodat deze zich niet meer kan bewegen
Prooidieren:
De vlinderspin lijkt zich vooral te voeden met diverse soorten zweefvliegen.
Laatste update: 6 mei 2014